Het is gemakkelijk te achterhalen dat Justus Lipsius geboren werd als Joost Lips in Overijse en dat hij een tijd in de Leuvense Parijsstraat gewoond heeft. Men heeft een straat en een college naar hem genoemd en hem zelfs een standbeeld gewijd. Als een generatie gewone mensen sterft, weet niemand meer wat de echte naam van bijvoorbeeld Lowie Bus was, of waar die gewoond heeft.


We hebben eerst geprobeerd om aan de hand van beschikbare informatie de vroegere geschiedenis van onze buurt te reconstrueren.


In de streek rond wat later Leuven zou worden, waren er verschillende kleine nederzettingen. In de 9e eeuw is er voor het eerst sprake van een plaatsje “Lovon”, dat later de hoofdstad van het hertogdom Brabant zou worden.


Op de Kesselse Bergen zou in de 11e eeuw een burcht gestaan hebben, die mee diende om de stad te verdedigen. “Kessel” zou zelf een oude vorm van “kasteel” (Latijn “castellum”) zijn. Die burcht raakte in verval en toen onze vriend Justus Lipsius de plaats in de 16e eeuw bezocht, was het nog maar een ruïne. In 1831 — de gemeente Kessel-Lo was dan al gesticht — werden de resten gesloopt. Het is mogelijk dat rond die burcht al wat bewoning was. Ook rond de abdij van Vlierbeek, die in 1125 gesticht werd, moeten er al een paar huisjes gestaan hebben.

Het grondgebied van wat later de gemeente Kessel-Lo zou worden, behoorde wel tot de zogenaamde “kuip van Leuven”. Hoewel die mensen niet binnen de stad woonden, hadden zij dezelfde rechten en plichten als de inwoners van de stad. Zij waren dus ook “poorters” of burgers van Leuven. Hun aantal was vrij beperkt; zo stonden er in de 16e eeuw in heel Blauwput 25 huizen. Als je dat vergelijkt met nu…


We maken een sprong naar 1829. Kessel-Lo werd toen een onafhankelijke gemeente met Willem Coosemans als eerste burgemeester. De eerste gemeenteraden vonden plaats in een van de gebouwen van de abdij van Vlierbeek. Later werd op het huidige Gemeenteplein het eerste gemeentehuis gebouwd. Vanaf 1938 werd het kasteeltje in het park Heuvelhof het gemeentehuis van Kessel-Lo.


In 1830 riepen de Belgen de onafhankelijkheid uit. Ook in de buurt van Leuven waren er wat schermutselingen. Leopold van Saksen-Coburg-Gotha werd de eerste vorst van het nieuwe koningrijk en wilde er een moderne staat van maken. Dit werd het tijdperk van de industriële revolutie, die al in de 18e eeuw was begonnen met de uitvinding van de stoommachine en in het latere België haar intrede deed in 1800, toen Lieven Bauwens in Gent een katoenspinnerij begon met de uit Engeland gesmokkelde “Mule Jenny”.


In 1825 zorgde George Stephenson voor een keerpunt in de geschiedenis met de uitvinding van de eerste stoomtrein. Leopold I, die veel bewondering had voor wat er in Engeland gebeurde, wilde België voorzien van een spoorwegnet.

De geschiedenis van een straat of buurt reconstrueren is geen gemakkelijke taak, vooral als het gaat om een wijk waar in het verleden boeren, tuinders en arbei-ders gewoond hebben. Het gewone volk laat immers minder sporen na dan bekenden.

Geschiedenis van Kessel-Lo

Park Heuvelhof

Minder dan 4 jaar na zijn aanstelling als vorst, was de eerste spoorlijn in ons land een feit. Op 5 mei 1835 reed immers de eerste trein tussen Brussel en Mechelen.


In september 1837 werden de spoorlijnen tussen Mechelen en Leuven en tussen Leuven en Tienen ingehuldigd. Daarna volgden verbindingen met Turnhout en Herentals. Voor een rechtstreekse verbinding met Brussel moesten de Leuvenaars nog wachten tot 15 december 1866.


Mechelen was in het begin het belangrijkste knooppunt, en kreeg dus ook de eerste spoorwegwerkplaats. Naarmate het spoorwegennet zich uitbreidde, moesten er meer werkplaatsen komen. Niet alleen omdat er meer rollend materieel kwam, maar ook omdat de verschillende delen van de nieuwe “IJzeren Weg” door verschillende maatschappijen uitgebaat werden en ieder dus zijn eigen herstelwerkplaats nodig had.

        De naam “Leuven”, in het Latijn “Luvanium” en in het plaatselijke dialect “Lovon”, wordt in 884 voor het eerst vermeld in historische documenten.

Uit: “De Leuvense prentenatlas, deel 1”

Tekening van het kapelletje van Blauwput rond 1600, met links de Troembeek.

De naam “Blauwput” ontstond in de 15e eeuw. Omdat de bewoners van het gehucht Troembeek in de winter moeilijk aan hun parochiekerk in de Tiensestraat geraakten, werd een aanvraag ingediend om een kapelletje te mogen bouwen. Dit werd de Heilige Drievuldigheidskapel, met een laatgotische waterput van blauwe hardsteen waaraan de parochie, en later ook de kapel zelf hun naam ontleenden.

Het eerste stations-
gebouw van Leuven uit 1842.